Waarom Oostende mijn lievelingsstation is
Gepubliceerd in De Standaard - 1 oktober 2025
Mijn lievelingsstation is dat van Oostende. Omdat het een terminus is. Omdat het aan zee ligt. Ik weet dat dit geen originele gedachte is, maar dat maakt het des te beter. Ik weet dat schrijvers en schilders al honderden jaren hier uitstappen en later weer vertrekken. Ik weet dat de meeuwen die hier vliegen de achterachterkleinkinderen zijn van de meeuwen die hier vroeger vlogen. Ik weet dat je hier vroeger op een trein kon stappen die helemaal tot in Sint-Petersburg reed.
In de meeste stations komen en gaan de treinen kriskras door elkaar. In Oostende weet ik dat ik altijd op spoor 3 moet zijn. En ik lach daar om, want spoor 3 is eigenlijk spoor 1. Spoor 1 en 2 bestaan hier niet en dat vind ik geweldig Belgisch. Ceci n’est pas voie trois.
Als ik naar spoor 3 tjok, doe ik dat rustig, want de trein staat al op het perron, en dat is een van de beste dingen die er zijn. Dat je al op een trein kan gaan zitten voor hij vertrekt. Dat hij nog helemaal leeg is. Dat voelt veilig op de een of andere manier. Alsof we met alle passagiers samen op een verre reis zullen vertrekken.
Om alles nog beter te maken stap ik het hele perron af, tot de allerlaatste wagon, die er compleet anders uitziet dan alle andere wagons. De meeste mensen stappen in het midden van de trein op en kiezen voor de moderne wagons, die nieuw zijn, vol schermen, en stickers waarop staat dat je respect moet hebben. Het licht is er blauwig wit en het meubilair lichtgrijs, middengrijs en donkergrijs.
Alleen vergaten ze een plek voor fietsen te ontwerpen. Dus hebben de treinbazen beslist om helemaal vooraan oude wagons te hangen, die gele geplooide gordijnen hebben, en grote ramen, en stoelen waar veren en pluche in zit, en plaats voor tweewielers. Als het buiten donker is, zijn de lichten in deze wagon warm en bijna oranje.
Omdat ik al zoveel treinen heb genomen in mijn leven, ken ik alle modellen. Ik rangschik ze in volgordes. Onderaan staan de Desiro’s: moderne stoptreinen die overal als invallers worden ingezet, maar eigenlijk snelle stadstreintjes zijn. Ik ken hun geluid blind. Allerhoogst stonden de bordeaux Thalystreinen, die afgevoerd werden. Andere winnaars zijn de treinen met blauwe stoelen, die geen dubbeldekkers zijn, maar ruim en verwelkomend. Heel af en toe kom je nog een trein tegen met een houten vloer en skai banken. En in Limburg en Gent rijdt er soms een dieseltrein met smileys op de stoelen.
Als ultieme favoriet kies ik toch mijn gelige wagon – omdat het zelfs geen trein meer is, maar een geadopteerd treinstel uit een andere tijd, toen ontwerpers licht en kleur erg belangrijk vonden. In die wagon zit ik nu en ik heb het hier helemaal naar mijn zin. Als ik naar buiten kijk, zie ik een boot naast mij liggen, en kranen en een felrode reddingsboei. Achter mij liggen de winkeltjes met wafels, koffie, kranten en tijdschriften.
Ik hou van resten uit eerdere tijden. Ik grinnik om spoor 3 en de magische wagon die alle ministers vast ouderwets zouden vinden. Ik luister naar Talking Heads en lees toneelteksten en biografieën.
Zo meteen zal een stem omroepen dat we vertrekken, en hij zal dat in het Nederlands zeggen met een Frans accent, en ik zal alles wat achter mij ligt uitzwaaien. Dag, visser met de pet. Dag, bootje aan het station. Dag, meeuwen van eeuwen geleden.