Aarlen zal er altijd zijn
Gepubliceerd in De Standaard - 7 november 2024
Ik weet nog hoe ik vroeger als kind wegdroomde toen we gingen rekenen in de klas. Ik kon uren boven mijn boek hangen, de cijfers invullen, met mijn pen over het papier glijden, en tegelijkertijd ergens anders naartoe reizen in mijn gedachten. Ik keek uit het raam en beeldde me in dat ik daar was: aan de overkant van de straat. De zon scheen en ik was vrij. Ik wandelde zomaar een richting uit. Het klaslokaal verdween.
Eén keer probeerde ik het echt. In het zesde leerjaar, onderweg naar school met de bus, besliste ik dat ik die dag niet naar de zwemles zou gaan. Wat als ik gewoon op de bus zou blijven zitten tot het eindpunt? Toen ik de school zag voorbijglijden in de ruit, gierde er overwinning door mijn lichaam. Ik had het gedaan. Daarna volgde ontreddering.
Al na een paar minuten drukte ik op het belletje van de bus. Ik stapte twee haltes later af, wandelde terug naar school, was net op tijd, en vertelde nooit iemand over waar ik zo naar had verlangd.
In het vierde middelbaar was ik eenzaam en fantaseerde ik over de trein naar Aarlen nemen zonder het aan iemand te laten weten. Ik zou uit de klas stappen, naar het station fietsen en op de eerste trein naar Aarlen stappen. Die gedachte was genoeg: Aarlen zal er altijd zijn.
Nu schrijf ik, en er zijn geen muren on mij heen, en er is geen verplichte aanwezigheid meer. Soms zit ik thuis en denk ik: kon ik nu maar ergens schuilen. Een tijdje geleden treinde ik naar Zwitserland en daar vond ik wat ik zocht. Ik sliep in de gastenkamer van Jenny, die een abrikozentaart had gebakken en lavendel in zakjes naast het bed had gelegd. Ik hoorde hoe ze ’s avonds naar televisie in haar slaapkamer keek. En in de keukenkast zag ik hoe ze alles netjes ordende. Ik mocht even in een ander leven zijn.
Het zijn de momenten waarop ik wou verdwijnen die ik heb onthouden. Omdat er toen iets zou veranderen. Ik zou iets doorbreken. Ik maakte een eigen historische wending in mijn leven.
Ik denk dat ik dit stuk schrijf omdat het november is, de dagen mistig zijn, en de donkerte al om zes uur toeslaat. Iedereen doet de gordijnen dicht. En het nieuws gaat onverstoorbaar verder. Ik heb deze week een steekproef gedaan: bijna altijd als ik de radio aanzet, hoor ik twee mannen ruzie maken. Als ik mijn computer open doe, zie ik hoe kinderen worden afgevoerd. Als ik het nieuws opzet, zie ik een oranje boze man in oneindige tv-studio’s. We leven niet in een vacuüm. Heel veel mensen willen ontsnappen.
De krant kondigt aan dat de geschiedenis vandaag begint. Wat er nu gebeurt, is historisch. Misschien onthoud ik alles meer met mijn hart dan met mijn geheugen. Ik onthoud niet de rekensommen, maar mijn dromen uit het eerste leerjaar. Ik droom voor iedereen een plek aan de overkant, in de zon, een schuiloord dat er altijd zal zijn.